‘Als ze weggaan, stort alles waarschijnlijk in’
NRC Handelsblad/29 November 2007
Als ze weggaan, stort alles waarschijnlijk in’
Het kabinet moest lang nadenken over verlenging van de militaire missie in Uruzgan. In Afghanistan zelf zijn de Nederlanders glashelder: de troepen moeten blijven.
Door Aunohita Mojumdar
Kabul, 29 nov. Voor Anja de Beer is het geen punt van discussie. De Nederlandse militairen moeten in Afghanistan blijven, vindt de directeur van Acbar in Kabul, coördinator van niet-gouvernementele hulp aan het land. „Als ze vertrekken, stort alles waarschijnlijk in.”
De Beer werkt nu zevenenhalf jaar in het land en constateert bitter weinig vooruitgang. De militaire activiteiten doorkruisen die van de hulpverleners soms. Dat de NAVO elke Afghaan eerder als potentiële vijand ziet dan als potentiële vriend, heeft de hulpverleners volgens De Beer krediet gekost, evenals het grote aantal burgerslachtoffers door militaire operaties. Maar de hulpgemeenschap zou nog minder hebben bereikt, denkt ze, zonder NAVO-troepen.
Nederland heeft ervoor gekozen troepen naar Uruzgan te sturen, stelt de Acbar-directeur vast, en „nu moeten ze volhouden.” Terugtrekking is volgens haar contraproductief. Militairen uit een ander NAVO-land doorgronden de omstandigheden niet zo goed als de Nederlanders, vindt ze. Het vertrek van de Nederlanders zou bovendien betekenen dat er minder geld voor hulp beschikbaar komt.
Ontwikkelingsconsultant Mary Munnik deelt die mening. Ze noemt zichzelf pacifist, maar acht de troepen hard nodig om de veiligheid in Afghanistan te garanderen. Tegelijk stelt ze vast dat de Nederlandse regering „de missie heeft onderschat”. Daardoor is er niets gebeurd op het gebied van ontwikkeling en is de veiligheid evenmin verbeterd. Op het platteland wacht de bevolking wanhopig op bescherming, zegt ze.
Munnik en De Beer verwoorden de opvattingen van de Nederlandse gemeenschap in Kabul. Nederland moet zijn troepen ook na augustus 2008 in Afghanistan houden, luidt het eensgezind. Wel verschillen de meningen over de prestaties van de Nederlandse missie, de noodzaak van een andere strategie en de aard van de verlenging.
Nesar Popal deelt de zorg over de continuïteit, die geschaad zou worden door wijziging van het militaire commando. Deze Nederlander van Afghaanse afkomst, werkzaam in het kantoor van de tweede vicepresident van Afghanistan, merkt op dat nieuwe troepen de ervaring met de lokale omstandigheden missen die de Nederlanders zich nu hebben verworven.
Ambassadeur Daan Everts, de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de NAVO in Afghanistan, is ook tegen een plotselinge aftocht van de Nederlandse troepen. Dat zou een „vernietigend psychologisch effect” hebben. Hoewel de Nederlanders wellicht „onevenredig zwaar” worden belast, vindt Everts dat Afghanistan „niet kan worden gestraft voor ruzies binnen het bondgenootschap.” Andere troepen kunnen naar Uruzgan komen, maar „de Nederlanders moeten de hoofdmacht blijven leveren.”
Everts noemt de situatie in Uruzgan ernstiger dan verwacht, maar dat kon volgens hem niet worden voorzien. Uruzgan was betrekkelijk rustig toen het besluit viel er troepen heen te sturen. Door uitbreiding van de militaire activiteiten naar het zuiden en zwaardere druk op aangrenzende provincies werden de Talibaan geprovoceerd, legt hij uit, „zodat ze actiever en zichtbaarder zijn geworden. Ze gingen Uruzgan als een van de veiligere gebieden beschouwen, waar ze zich konden schuilhouden en van waaruit ze konden opereren.”
Militair was het noodzakelijk in Uruzgan op te treden, vindt Everts. „We moeten daar zijn. Het is onderdeel van onze belofte Afghanistan weer op eigen benen te leren staan.” En die belofte was nodig omdat „dit terrorisme een bron van oneindige moeilijkheden is. Dit zijn regressieve, duistere krachten, die geen recht hebben op een veilige thuishaven.”
Een VN-functionaris die anoniem wil blijven, onderstreept dat de Nederlandse missie in Uruzgan vooral voor wederopbouw was bedoeld. Slechts elf bataljons (330 van de 1.600 militairen) bestaan uit gevechtstroepen, de rest is ondersteunend personeel. De Nederlanders werden volgens hem verrast door de wederopstanding van de Talibaan. Niettemin, zegt hij, is overdracht van het militaire commando ongewenst. Dit zou betekenen dat alles weer van het begin af aan moet worden opgebouwd, met alle problemen vandien.
Inzet van extra eenheden van het nationale leger is een van de beloften die de Afghaanse regering aan Nederland heeft gedaan om verlenging van de troepeninzet te vergemakkelijken. Nesar Popal gaat ervan uit Afghanistan 30.000 militairen extra naar de vier zuidelijke provincies stuurt, waaronder Uruzgan. Analisten hebben overigens twijfel aan hun inzetbaarheid. Desertie in onveilige situaties kwam in het verleden vaak voor.
Uruzgan is met afstand de armste van de instabiele zuidelijke provincies. De kindersterfte is er hoog, er gaan weinig kinderen naar school en maar heel weinig meisjes en vrouwen kunnen lezen en schrijven. De extreme armoede valt eerder te wijten aan aan decennia van verwaarlozing dan aan het beleid in de post-Talibaan-jaren. De Nederlandse troepen wilden er snel een aantal ontwikkelingsprojecten realiseren, maar dat lukte nauwelijks door de grote onveiligheid.
Kailash Muttreja, een Nederlander van Afghaanse afkomst, is een van de weinige ondernemers die een kantoor hebben geopend in Tarin Kowt, de hoofdstad van Uruzgan. Hij leidt Afghan Solar, een bedrijf dat het gebruik van alternatieve energiebronnen ontwikkelt in het energiearme Afghanistan. Hij had gezien welk goed werk de Nederlanders hadden verricht in de provincie Baghlan. Omdat ze ook naar Uruzgan kwamen, opende hij er een kantoor. Vandaag de dag is hij een teleurgesteld man. „Mijn kantoor krijgt opdrachten, maar niet van de Nederlanders. Hun bijdrage is nul komma nul.”
Muttreja voelde zich gemotiveerd om activiteiten in Uruzgan te ontplooien, toen de Nederlanders daarheen kwamen. Nu verwijt hij hun een gebrek aan visie. Wat hem betreft blijven ze alleen, „als ze ook echt iets gaan doen.”
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment